We sluiten af met een gedicht van de Rus Jevgenij Aleksandrovitsj Jevtoesjenko over “recht doen” aan levenden en doden - want zij leven allen voor God (aldus de historicus Van Deursen, die dit gedicht vertaalde). In tijden van oorlog, herdenking van de slavernij en opkomende cancelcultuur een belangrijk gegeven: mensen recht doen in hun bedoelingen; ook wij begrijpen slechts ten dele en moeten voorzichtig zijn met oordelen over onze naaste nu en over hen die ons voorgingen.
Mensen
Geen mens verdient dat men zijn lot vergeet.
Elk volgt zijn eigen baan als een planeet.
Ied’re planeet vormt zich een eigen rijk.
Geen enkel andere is haar gelijk.
Als iemand stil en onopvallend leeft,
En in dat kleurloos leven vreugde heeft,
Maakt juist zijn eenvoud hem het kennen waard.
In die gewoonheid ligt zijn eigen aard.
Want ieder mens heeft zijn geheim bestaan.
Voor elk breekt eens zijn schoonste stonde aan.
Eenmaal treft hem zijn allerdroefste leed.
En geen van ons, die daar maar iets van weet.
Wie sterft, onttrekt zijn leven aan de tijd.
De eerste sneeuw, de eerste kus, de eerste strijd
En alles, wat het leven hem maar gaf,
Wordt het geheim van zijn vergeten graf.
O zeker, soms blijft nog een brug, een boek,
Een auto, of een fraai geschilderd doek.
Ach ja, zo blijft van hem veel om ons heen.
Toch is er iets, dat nu voorgoed verdween.
Dit is de wet van ’t onbarmhartig spel.
Een mens verdwijnt niet, maar zijn wereld wel.
De fouten en de zonden die hij deed,
Dat blijft – maar of ik dan de waarheid weet?
Wat weet ik van mijn vriend of van mijn broer,
Of van de vrouw, die mij haar trouw bezwoer,
Of van mijn vader en zijn lotsgeval?
Ja, alles weet ik, en toch niets met al.
De mensen gaan en niemand geeft hen weer,
En hun geheime wereld is niet meer.
Maar telkens is het of het in mij schreit
Uit onwil om die onomkeerbaarheid.